YAMAHA XJ750
Motorinhoud | 748.00 ccm |
Aantal cilynders | 4 |
Topsnelheid | 201 km/h |
Koelsysteem | luchtgekoeld |
Versnellingsbak | 5 versnellingen |
Gewicht incl. olie, benzine, etc, zonder bagage | 238 kg |
Inhoud benzinetank | 18 liter |
Bouwjaar | 1984 |
Aankoopprijs | 350 euro |
Aantal km bij aankoop | ongeveer 100.000 (teller stuk) |
Bedrag onderhoud, aanpassingen, herstellingen | 200 euro |
Datum vertrek - aankomst | 15 .10.11 - 03.11.2011 |
Doorkruiste landen | België, Frankrijk, Spanje, Marokko, Mauretanië, Mali, Burkina Faso |
Gereden km | 8384 km |
Effectief gereden tijd | 102 uren |
Aantal liter benzine | 478 liter |
Aantal verbruikte olie | 5 liter |
Bedrag boetes | 700 DH + 5000 CFA |
Bedrag steekpenningen | 1000 Oug |
Kostprijs visa + TIP | ongeveer 220 euro |
Bedrag Péage | nog steeds veel te veel |
|
‘Ouagadougou’. Klinkt wel mooi. “Misschien kan ik wel eens tot daar rijden om te kijken wat daar te zien valt. Van horen zeggen is het daar koers en misschien kan ik eens uitpluizen of Kadhafi daar nu al dan niet ondergedoken zit … “. Zo simpel kan de aanzet van een nieuw motoravontuur zijn.
Eerste zorg natuurlijk was het vinden van een goedkoop maar toch ietwat betrouwbaar vervoermiddel. Na een kleine zoektocht op het wereldwijde web werd dan een aftandse Yamaha XJ750 van het gezegende bouwjaar ’84 gevonden die ik kon kopen voor 350 euro. Dus eventjes mijn jongste broer op pad gestuurd die deze dan na een kort testritje voor mij aankocht. Enkele weken later pas kon ik mijn aankoop ophalen en bij nader inzicht bleek het toch niet zo’n betrouwbare aanwinst te zijn. Compleet verrotte uitlaat, chassis gescheurd op 2 plaatsen zodat er zelfs geen zijstaander meer geplaatst kon worden, motor die constant over zijn toeren blijft draaien, 86000 km op een teller die al jaren defect blijkt te zijn, … Kortom het typische soort motorfiets dat zowat elk jaar van eigenaar wisselt en meer op een vuile garagevloer dan op de openbare weg staat. Maar hij had toch een mooi bordeaux kleurtje en een zacht zadel, dus werd besloten het toch maar met deze te proberen. Na een klein onderhoud, het amateuristisch aan elkaar lassen van de uitlaat en het gemakkelijk bereikbare gedeelte van het gescheurde kader, monteren van een zijstaander van een hercules K125BW en wat oude koffers zag hij er toch al wat beter uit. Een mens kan soms vlug tevreden zijn. Visa voor Mauritanië, Mali en Burkina Faso werden ondertussen aangevraagd, het gelukkig nog geldige inentingsboekje terug opgesnord en met een voorziene vertrekdatum van 15 oktober kwam ook het inschrijvingsbewijs op slechts 2 dagen ervoor zeker niks te vroeg.
Ik had me vooropgesteld om het gedeelte door Frankrijk en Spanje in een 2-tal dagen af te haspelen gezien dit voor mij het minst interessante gedeelte was. De eerste dag dus, na het rituele afscheid van kinderen en vriendin, op mijn gemak bijna 900 km zonder enig probleem gebold. Toen bij het invallen van de avond, net over Bordeaux, werd besloten dat het welletjes was voor die dag en het tijd was om een hotel te zoeken, sloeg het noodlot toe. Een verontrustende gekraak was te horen, en ik wist zo goed als zeker dat het mijn gewrichten niet konden zijn. Al vlug bleek verder rijden zo goed als onmogelijk meer te zijn. Gezien de versnellingen nog werkten dacht ik al vlug aan een probleem met de cardanas. En daar sta je dan in het donker, met een veel te zwaar geladen oude Yamaha ergens in de middle of nowhere. Er zat verder niets anders op dan met de moed der wanhoop het defecte vehicle voort te duwen, met in het achterhoofd de verontrustende gedachte dat dit avontuur nu al eens afgelopen kon zijn. Regelmatig werd nog getracht om een voorbijrijdende automobilist tegen te houden, en als dit dan al eens lukte is het toch steeds eigenaardig hoeveel mensen ‘niet van de streek’ blijken te zijn. Na enkele vermoeiende kilometers kwam ik uiteindelijk aan een zaal waar zo’n 150 mensen bingo aan het spelen waren, en met de hulp van één van deze mensen kon ik na wat zoeken toch nog een hotelletje vinden. En zo belandt een mens dan in Saint-Loubes, een Frans dorpje waar nu eens, die ongelooflijke boeiende bingoavond uitgezonderd, helemaal niets te beleven valt.
Na een onrustige nacht werd samen met een bereidwillige buurman de volledige achterbrug van de Yama gesloopt en het defecte onderdeel gedemonteerd. Het overbrengingsstukje tussen motor en cardanas was stukgedraaid en ook enkele roulementen zagen er niet zo fris meer uit. Gezien het enige café in het dorp gesloten bleek werd de tijd verder gedood met wat wandelen in het warme winterzonnetje, het via de gsm chatten met het thuisfront en een pizza gaan eten bij ‘Leo’s Pizza’, waar Leo ook nog eens een vrouw bleek te zijn.
De volgende dag reeds om 6 u vertrokken om de nodige onderdelen bij elkaar te sprokkelen. Dit bleek gezien de leeftijd van de Yamaha nog niet zo eenvoudig, maar na een paar uurtjes kon ik toch de baas van de motosloperij ‘Aquitaine-moto Casse’ ( www.aquitaine-moto-casse.eu ) overhalen om een defecte Yamaha XJ900 van 1990 te slopen om zo het gezochte onderdeel er uit te halen. Natuurlijk paste dit niet gezien de cardan langer bleek, dus werd besloten om de volledige achterbrug met cardanas over te bouwen. De yamaha werd hiervoor bij het hotel opgehaald door de baas in hoogsteigen persoon en in hun werkplaats neergepoot. Na enkele uurtjes van het betere slijp- en laswerk was de verjonging van het kontje reeds in orde. Hier kan Jeff Hoeyberghs nog een puntje aan zuigen. Nog voor alle zekerheid een testritje en gezien alles perfect bleek te werken kon ik mijn reis eindelijk hervatten. Om de achtstand wat in te halen werd opnieuw gekozen voor het autosnelwegtraject, wat vlot bleek te verlopen. Ik kon zelfs de eerste Frans/Arabische bewegwijzering naar Algeciras reeds waarnemen en dit op meer dan 1000 km van de Marokkaanse grens. Normaal gezien zou ik hier wel mijn bedenkingen bij hebben, maar op dat moment gaf me dit weer wat hoop toch op z’n minst uit Europa te geraken. Op het eind van de dag eindigde ik zo toch nog 540 km verder tot in Aranda de Duero, waar ik mijn eerste deftige maaltijd inclusief verdiende fles wijn erbij, in dagen kon nemen.
Op dag 5 had ik maar 1 doel voor ogen; Marokko halen. Hiervoor had ik wel nog zo’n 850 km voor de kiezen, maar liever de korte pijn om de achterstand verder te kunnen inlopen. Hiervoor koos ik voor het traject via Madrid en Malaga. Het beloofde een saaie, lastige dag te worden en dat werd het ook. Gelukkig was de weg naar Malaga tolvrij, waarschijnlijk door de vele werkzaamheden die voor mij in feite veeleer een welgekomen verstrooiing waren dan een last. Lekker warm weertje, maar de voordurende strakke kopwind zorgde, door het ontbreken van een windscherm op mijn moto, voor een 800 km ‘whiplash’. De ferry van 19u werd nog gehaald waarna ik toch zo’n 1,5 uur kon uitrusten vooraleer ik mij naar de bijwijlen hilarische douanechaos kon begeven. Papieren invullen, van het ene naar het andere loket voor stempeltjes en dan nog eens terug, eindeloze nutteloze controles door compleet overbodige beambten, ambetante zagemannen die hun diensten (tegen betaling) aanbieden , de stank van oude mercedessen, ….Aahh, dit is nu eens mijn genre van vakantie. Eens de douane voorbij, maar direct gestopt aan het IBIS-hotel want het was al een tijdje donker, en de verlichting van de Yamaha had het al een paar dagen laten afweten. Het led-lampje dat ik op het voorlicht gebonden had ter vervanging was nu ook weer niet echt de meest veilige oplossing. Voor het slapengaan geen verhaaltje voor mij maar wel nog een tajine met een flesje wijn op het tot nu toe geboekte resultaat.
Na een goed ontbijt bleek dat er een tijdsverschil van 2u is met de Europese tijd. Een meevaller dus. Twee uur extra gewonnen en dit tijdens mijn slaap. Vandaag geen snelwegen meer op het programma. Deze heb ik al genoeg gezien. Ik trakteer mezelf op een kleine omweg via de berberstad Tétouan naar Fés en Meknes . Deze begint langs de kustlijn met mooi aangelegde grasperkjes, nieuwe lanen , apartementen en toeristenverblijven in aanbouw. Binnenkort zijn hier de nieuwe costa’s. Daarna gaat het verder de bergen in, langs bochtige maar naar Marokkaanse normen goede wegen, richting Fes. Onderweg nog eventjes stoppen om een stukje schapenbarbecue te eten. Het stuk vlees dat er buiten hangt kies je zelf, wordt in stukken gehakt, gewogen en dan direct op het vuur gelegd. Stukje brood erbij en je hebt een stevige, goedkope en eenvoudige maaltijd. Zelfs bestek heb je hier niet meer nodig. Nog vlug een bezoekje aan het paleis van Mohamed VI en dan via Meknes naar de historische site van Viobilis, een oud-Romeinse stad die tot in de 18e eeuw bewaard is gebleven. Maar door een crisis in de bouwmarkt werd deze daarna
afgebroken om bouwmateriaal te leveren voor de bouw van de paleizen van Sultan Moulay Ismail in Meknes. Toch is dit nog steeds een bezoek waard en voor de prijs van 10 MAD (ongeveer 0,9 euro) moet je het zeker niet laten. Gezien het late uur daarna vlug terug vertrokken richting Rabat. Toen het echter donker werd lieten de lichten het opnieuw afweten. Hierdoor diende de laatste 100km in het stikdonker, met enkel het achterlicht van de voorligger als leidraad, afgelegd te worden. Veilig is anders. In Rabat aangekomen diende ik nog zo’n 1,5 uur rond te rijden om een hotel te vinden, gezien in deze stad alles volzet was. Het gloednieuwe Malakhotel kon nog enkel een deluxe-kamer aanbieden, die ik met dank en een goeie rekening aannam. Toen ik de dag erop uit mijn kamerraam keek zag ik enkel de was van de aanpalende appartementen hangen. Niet echt een deluxe-uitzicht waardig dus. Vlug mijn boeltje terug gepakt en langs de kust via Mohammedia naar Casablanca vertrokken. Ook deze kustlijn is al goed volgebouwd, doch hier en daar staan tussen de chique vakantieverblijven nog volledige krottenwijken. Ook dit is dus Marokko.
Casablanca zelf blijkt een verschrikkelijke mierennest te zijn waar je tamelijk gemakkelijk in geraakt maar heel moeilijk terug er uit. Het verkeer is er een hel en dan blijkt nog dat ze er niet beter op gevonden hebben om de drukke Mohammed V-boulevard voor de helft in te palmen door een chaotische markt à la Bruxelles Midi maar dan x1000. Met de claxon als enige wapen slalom ik mij een weg richting snelweg. Deze volg ik tot El Jadida om van daaruit terug de kustroute te volgen naar het windsurfparadijs Essaouiri via Asafi. Dit blijkt een weg te zijn die vooral voor de schokbrekers en bilspieren een ware marteling zijn. Gelukkig zit hier weinig verkeer op en is het uitzicht bij momenten buitengewoon spectaculair. Onderweg nog een babbeltje geslaan met een Zweeds motard die samen met een vriend, elk met een poepchique overdreven uitgeruste KTM rondtoerden. Beladen met allerhande opties, van intercom en gps tot zelfs een camerasysteem. Toch wel een immens verschil met mijn heel erg beperkte uitrusting. Ik moest het zelfs doen met enkel een inderhaast van google-maps afgeprint papiertje om mij wat te oriënteren.
Bij aankomst in Assaouiri terug een IBIS-hotel ingekropen en daarna met de spotgoedkope taxi (minder dan 1 euro) naar de smalle straatjes van het centrum aldaar om een kebab binnen te spelen. Hopelijk verteren mijn darmen dit goed genoeg. Daarna nog vlug een goor internetcafé binnen om wat foto’s op het net te zwieren en wat te chatten.
’s Morgens bij het ontbijt bleek er ook een zwembad, compleet met terras en ligstoelen in het hotel te zijn. Had ik dit vroeger geweten... Maar nu had ik hier geen tijd meer voor want ik moest nog mijn dagelijkse portie kilometers afbollen. Dus de moto uit het berghok gehaald, terug volgeladen en direct vertrokken richting Agadir. Ditmaal opnieuw de bergen in tot in Agadir en vandaar uit via Tizmit in rechte lijn de Sahara in, richting Laaoune. Het landschap veranderde dan ook vlug van schapen en mercedessen naar kamelen en oude landrovers. Het valt trouwens op hoeveel mensen er hier blijkbaar afgestudeerd zijn in de richting ‘op je gat zitten’ met als specialisatie ‘op je hurken zitten’. Onderweg nog maar eens een stukje vers geitenvlees naar binnengespeeld, kwestie van wat gesterkt te zijn tegen wat komen zou. Eenmaal in de Sahara blijft het landschap honderden kilometers hetzelfde. Enkel is er nu en dan eens een verandering van geur door een rottend kadaver dat ergens moet liggen. Dan telkens het vizier omhoog want anders blijkt deze stank steeds nog even in de helm hangen. Door enkele politiecontroles blijkt algauw dat ik Laâoune niet voor het donker kan halen, dus wordt voor een overnachting in de kleine stad Tan Tan gekozen. Hier geen grote hotels dus maar een lokaal proper uitziend hotelletje uitgekozen. De moto bij één van de vele so-called garages binnengeduwd om de bagagedragers, die het op de niet zo denderend goede
wegen aan het begeven waren, te laten herstelllen. Ook het verlichtingssysteem nog maar eens laten nakijken zodat ik in het vervolg wat verder kan rijden indien nodig. ’s Avonds nog even de straten ingedoken waar het, zoals overal eigenlijk, terug een drukke marktdag bleek te zijn. Voor het slapengaan diende toch nog even een kleine familie kakkerlakken, die ook mijn kamer hadden gereserveerd, via het toilet uit mijn kamer gezet te worden.
’s Morgens eerst een ontbijtje halen bij de bakker in de straat, en dan eens kijken wat de amateurgaragisten hersteld hadden. De kofferdragers zien er terug stevig uit, maar van de povere herstelling van de lichten ben ik niet zo zeker. En wat blijkt dan ook; bij het buitenrijden vallen deze al terug uit. Geen tijd echter om mij hier mee bezig te houden want ik had een rit van zo’n 850 km door de Sahara voor de boeg. Verstand op nul dus, wat voor mij niet zo moeilijk is, en gas geven. Bij het uitrijden van de stad had ik volgens de plaatselijke met strepen en sterren overladen uniformen een stopbord genegeerd op een rond punt. Bijgevolg 700 MAD direct te betalen. Toch nog even geprobeerd om hier onderuit te komen maar zonder succes. Het was betalen of het paspoort kreeg ik niet meer terug. Bij het afrekenen hadden ze zelfs al 2 nieuwe slachtoffers, nl. 2 Britse motards, bij de kraag. Het viel trouwens op dat iedereen daar doorreed, maar enkel toeristen werden tegengehouden. Een zeer lucratieve business blijkbaar. Gewoon betalen en zo vlug mogelijk vertrekken dus, maar toch had ik hierdoor al bijna een uur verloren. De rest van de dag verliep vlot en er kon een goed tempo met een gemiddelde snelheid van 105 km/u aangehouden worden. Dit werd wel zo’n 20x onderbroken door de politie- en gendarmencontroles waarbij telkens weer dezelfde kinderlijke vragen werden gesteld; van waar ben je? Wat is je beroep ? van waar kom je ? naar waar ga je ? , …. Wat ze met deze info doen of waarvoor deze controles dienen is één van de grote mysteries van Marokko. Soms wat vervelend, maar als je vriendelijk bent zijn zij dit meestal ook wel. Bij mijn laatste controle, net voor het binnenrijden van Dakhla kreeg ik van de mannen in afgebleekt uniform zelfs Marokkaanse soesjes en limonade aangeboden. Waarschijnlijk uit medelijden omdat ik er na zo’n rit nog slechter uitzag dan anders. Dakhla is een mooie kuststad gelegen op een landtong die door de strakke wind ook wel heel geliefd is bij de surfers. Hierdoor is er dan ook heel wat toerisme en is alles wat luxueuzer dan in veel andere steden in Marokko. Nadat ik het zand wat had afgespoeld was het hoog tijd voor wat deftige spijs en drank, want dit was als van ’s morgens geleden. In een Spaans cafeetje kon ik zelfs een pintje bemachtigen. Hoewel dit een heineken was smaakte dit na 4 dagen droog te staan zelfs bijna naar bier.
Vooraleer de trip naar Mauretanië aan te vatten nog eens een litertje olie bijgevuld en de bedrading van de verlichting doorverbonden zonder zekering er tussen. Hopelijk blijft deze nu wel werken als ik deze nodig heb want dit is op deze slechte wegen toch wel een vervelend probleem. Bij het uitrijden van de stad kwam ik Greg, een Poolse motorrijder die ik de dag voordien leerde kennen, terug tegen. Hij had wat van te dichtbij met het saharazand kennisgemaakt door in een bocht naast de weg te geraken. Zijn zo goed als nieuwe BMW zag er hierdoor iets minder goed meer uit. Gelukkig voor hem zonder lichamelijke letsels en hij kon bovendien ook nog rekenen op 2 back-up-wagens om de moto weer wat recht te trekken.
Gezien het tot de Mauretaanse grens slechts een 400-tal kilometer was, leek het een gewone iets rustiger dag te worden. Maar bij het zien van de zee kon ik het niet laten om even off-road te gaan, wat niet echt het beste idee was met deze yamaha. Er geraken viel nog redelijk mee, maar om terug te keren naar de verharde weg hadden enkele verwilderde militairen die daar 3 maand gedropt waren ‘om de kust te bewaken’, me een andere zogezegde betere route aangewezen. Niet dus. Iets verder reed ik me hopeloos vast in het losse zand, en die militairen lieten zich natuurlijk niet meer zien. Na een uur trekken, sleuren, vallen en weer opstaan geraakte ik uitgeput toch weer op de berijdbare weg. Niet zonder enige schade echter. De veer van de zijpoot was weg en de uitlaat er deels van onderuit gejammerd. Alles wat vastgebonden met wat gevonden ijzerdraad en zo weer onderweg. Repareren was een zorg voor later . De passage bij de grens aan de Marokkaanse grens verliep redelijk vlot. Natuurlijk dienden opnieuw verschillende loketten gepasseerd te worden maar na een uurtje was alles administratie in orde. Daarna nog zo’n 5 km door een heel slecht stuk niemandsland om zo aan de Mauretaanse kant te belanden. Aan de vele autowrakken langs de kant van deze weg was te zien dat niet elke wagen aan de andere kant van de Mauretaanse grens geraakte. Ook hier dienden nog verschillende, soms eigenaardige zoals het betalen voor een toestemming om in het land te mogen parkeren, formaliteiten vervuld te worden. Na wat onnozel doen met de douaniers was ook dit na slechts anderhalf uur achter de rug. Een record lijkt me. Nog zo’n 50 km verder gereden naar Nouadhibou, een stinkende stad vol autowrakken en andere verschrikkelijke rommel. Voor alle zekerheid maar ingecheckt in het enige deftige hotel, hotel Sahel. De moto veilig achter de poort geparkeerd en alle bagage er toch maar afgedaan deze keer. Daarna een bar binnen om het zand met wat whisky en Duits bier door te spoelen. Het fabeltje dat er in alle moslimlanden geen alcohol te verkrijgen valt is hier meer nogmaals doorprikt. Je moet alleen maar een beetje rondvragen en misschien heb ik er ook wel een goede neus voor ontwikkeld.
De volgende morgen eerst nog wat schade, opgelopen door mijn zandavontuurtje, laten herstellen in de meest armoedige garage die ik tot nu was tegengekomen. Een tang en een hamer waren zowat het enige beschikbare gereedschap. Maar hiermee kregen ze de uitlaatpijp toch weer vastgezet en er werd een veertje voor de zijpoot gemaakt. Gezien de afstand Nouadhibou - Nouakchott 460 km is, wat niet zo veel is gezien dit een lange, rechte en dus saaie weg is, vertrok ik na een tochtje langs de befaamde scheepswrakken, pas om 13u. Maar het moest er natuurlijk ooit eens van komen. In Mauritanië rijdt zo goed als iedereen met een diesel en hierdoor hebben de meeste tankstations geen benzine. En zo kwam ik ergens te lande, of eigenlijk te zande, met een kurkdroge bak te staan. Iets later kon ik meerijden met een tankwagen, nota bene ook vol diesel, op zoek naar benzine. Na meer dan 1,5 uur en 150 km konden 3 oude oliepullen van 5 liter gevuld worden en kon ik met een taxi terug mijn rijwiel opzoeken. Gelukkig was deze ongemoeid gelaten en stond deze er nog zoals ik hem had achtergelaten. Vlug de benzine er in en, wegens wat startproblemen, kon ik dankzij de magie van startpiloot eindelijk mijn weg verderzetten. Spijtig genoeg had me dit toch zo’n 2,5 uur gekost en diende ik, mede door de verschrikkelijk vele politiecontroles, de laatste 150 km in het donker af te leggen. En dit is iets wat je in het Mauritaanse woestijnlandschap echt best kunt vermijden. Zo goed als alle voertuigen hebben geen, slechte of heel slecht afgestelde verlichting waardoor je bij het kruisen sterk verblind wordt. Daar bovenop komt nog dat de weg er soms gedeeltelijk met zand is ondergewaaid wat het met de moto best wel gevaarlijk maakt. Gelukkig bleef de verlichting , die ik deze keer dus zelf had hersteld, het wel doen en tegen zo’n 20u30 kwam ik uiteindelijk aan in de hoofdstad Nouakchott.
Gezien de achterband op z’n laatste kilometers liep moest ik de volgende dag op zoek naar een nieuw exemplaar. Na wat zoeken vind ik toch een juiste maat, en dan nog wel eentje met tappen en dit voor de omgerekende som van 15 euro. Om deze op de velg te krijgen was nog een zoektocht langs een 5-tal ‘michelins’, want zo noemen al die bandenmannen zich, nodig. Na een uurtje en eerst nog een 10-tal tankstations afgereden te hebben op zoek naar benzine kon ik dan met mijn nieuwe achterzool vertrekken richting Kifa. Deze route loopt via de RN3. In het begin werd ik
getrakteerd op een mooie nieuw geasfalteerde weg, maar mijn geluk was al even vlug op want men had nog maar zo’n 12 km afgewerkt. De volgende 450 km zou een weg vol barsten, putten en overstekende dieren worden. De zijbermen liggen dan ook bezaaid met kapotte autobanden, kadavers en autowrakken. Met de nieuwe achterband was het wel nog wat wennen, want de noppen waren nogal aan de zachte kant, dit mede door de verschroeiende hitte (tot 40°c). Hierdoor waggelde de Yamaha nogal over de weg en paste ik wijselijk mijn snelheid maar wat aan. Verder verliep alles terug vlot. Ook zo bij alle politiecontroles want ik had de avond voordien mijn huiswerk gemaakt en een 20-tal briefjes met wat gegevens (naam, paspoortnr., geboortedatum, nummerplaat, …) geschreven. Bij elke controle vroegen ze steeds naar een fiche en als je dan zo’n briefje gaf waren die al kinderlijk gelukkig en kon ik verder bollen. Door het snel invallen van de avond bleek ik Kiffa niet meer te kunnen halen en uit veiligheidsoverweging besloot ik om een hotel te zoeken. Probleem was wel dat er tot in Kiffa geen hotels of andere overnachtingsplaatsen waren. En zo strandde ik in een klein dorpje, Magta-Lahjar, waar ik doorverwezen werd naar het restaurant. Dit was is feite gewoon een vuur langs de weg met wat vlees aan de haak. Stevig stukje schaap uitgekozen deze keer, laten bakken, handen beetje wassen met een kan troebel water en ik kon beginnen eten. Mijn luchtmatras was reeds in Marokko ongewenst naar een andere eigenaar gegaan maar ik kreeg van een van de andere lokale buitenslapers een matras aangeboden. Gelukkig was het toen reeds donker zodat ik de staat ervan niet echt kon controleren en ik er maar van uitging dat deze mij toch niet te veel vieze ziektes zou opleveren. Voor alle zekerheid alle waardevolle zaken zoals paspoort en bankkaarten goed afgesloten weggeborgen en dan nog wat thee slurpen met de locals en wat onnozel doen met de jonge gasten daar. Daarna kon ik mijn slaapzak in voor mijn eerste nacht onder de mauretaanse sterrenhemel.
De volgende dag werd ik reeds vroeg gewekt door rondlopende geiten. Bleek nl. dat ik net naast de omheining sliep en deze elke morgen werd opengezet zodat deze op stap konden om eten te vinden. Mijn eerste werk was opnieuw benzine zien te vinden, want ook hier kon in alle benzinestations enkel diesel getankt worden. Toch nog iemand gevonden die een bidon had staan. Nog vlug een kakske in het zand, oef dat lucht op, en ik kon weer op weg. Van een weg kon je hier eigenlijk niet echt spreken; overal diepe putten die ik al slingerend van de ene naar de andere kant zo goed als mogelijk probeerde te ontwijken. Het probleem was natuurlijk dat ook de tegenliggers dit deden en zo op jouw kant belandden. En zo moest het natuurlijk fout gaan : één van de mercedesmannen ontweek een diepe put via mijn rijvak waardoor ik naar zijn kant moest uitwijken en zelf in die put geraakte. Gevolg was dat ik hierdoor plat op mijn zij ging en met mijn been ook nog eens vast kwam te zitten onder de bike. Die van de mercedes was nog zo behulpzaam om mij van onder de moto te bevrijden, maar met de zin “c’est la manière Mauretanienne” was hij al even vlug weer vertrokken. Gelukkig waren er anderen die me wel voorthielpen om alle bagage samen te rapen, de moto opzij te zetten en me naar de volgende politiepost enkele honderden meters verder reden zodat ik wat kon bekomen. Deze laatste confisceerden dan een tot op de draad versleten mercedes- camionette met chauffeur en werkvolk om de moto op te halen. Met wat boomstammen werd die dan in- en uitgeladen. De schade viel al bij al nog mee; spiegel stuk, tank gedeukt, zijkoffer stuk, scheve voetsteunen, … maar doordat het contactslot was afgebroken kon deze niet meer gestart worden. Gelukkig heeft daar zelfs het meest afgelegen gat wel een zelfverklaarde mecanicien. Deze demonteerde onmiddellijk het dashboard en zette alles weer vast met ijzerdraad en zorgde er bovendien nog voor dat ook het voorlicht het weer deed. Na het betalen van zijn rekening van 8000 ouguiya zat ik wel bijna op zwart zaad maar de politie zei dat in het volgende stadje Ayoun wel een
bankautomaat te vinden zou zijn. Weinig om me zorgen over te maken dus. Ik dus weer weg, maar een 50-tal km verder werd iedereen daar bij de volgende politiepost van Tintane tegengehouden omdat er een opstand was uitgebroken. Ik wou echter nog voortrijden gezien ik nog een 2de nacht in openlucht echt niet zag zitten, reeds de hele dag niks gegeten had en het thuisfront wegens geen gsm-verbinding al sedert mijn binnenkomst in Mauritanië niks meer van mij had gehoord. Maar naarmate het later werd begon ik wel te beseffen dat ik Mali nooit meer voor het donker kon bereiken. Rond 17u meldde de politie dan ook dat de weg die dag niet meer werd vrijgegeven. Daar zat ik dan als enige Belg tussen een 5-tal Franse bestelwagens. En dan kwam het Franse chauvinisme naar boven en bleek dat ik niet op al te veel hulp zou moeten rekenen. ‘attendre jusqu’au demain? Pas de problème’ zeiden ze aan de politie, ‘on à tout dans nos véhicules’. Maar voor mij betekende dit wel nog maar een keer in het zand slapen en dit nu zelfs zonder matras. Geen prettig vooruitzicht als je weet dat ik daar reeds hagedissen en schorpioentjes had zien rondkruipen. Met mijn laatste Ouguiya’s kon ik nog net een klein flesje water kopen aan het kraampje bij de politiepost om het droge koekje dat ik van deze mannen had gekregen door te spoelen en daarna maar in mijn slaapzak gekropen voor weer een ellendige nacht.
’s Morgens zoals verwacht compleet geradbraakt opgestaan, bijna niet geslapen en pijn op alle mogelijke plaatsen door de val voordien en de harde ondergrond waarop ik genoodzaakt was te slapen. Het hongergevoel was ik door mijn onvoorziene dieet ondertussen wel zo goed als kwijtgeraakt. Om 7u30 werd dan eindelijk het langverwachte sein gegeven van het voorlopig veilig was op door te rijden. Dus iedereen direct terug op weg voordat het zaakje weer uit hand zou lopen. Toen ik bij mijn thuiskomst dit voorval opzocht op het internet bleek daar inderdaad redelijk gevochten te zijn waarbij enkele politieagenten er niet zonder kleerscheuren uitgekomen waren.
In Ayoun vlug wat geld uit de muur gehaald en dan moest ik nog mijn laatste zoektocht naar benzine in Mauritanië beginnen. Via enkele locals die hevig rondbelden werd er toch iemand gevonden die binnen de 20 minuten 5 liter kon brengen en dit aan 100 Ougiya/liter. De duurste benzine die ik ooit gekocht heb, maar ik had die wel nodig om de grens te kunnen halen. Alhoewel de benzine in een 5 liter-bidon zat werd deze toch nog eens afgemeten met een andere plastiek fles, net alsof ze goud aan het afwegen waren. De weg naar Ayoun lag er gelukkig een goudron, zoals ze in Afrika een verharde weg noemen en lag er tot aan de grensovergang, naar Afrikaanse normen, redelijk goed bij. De rit verliep dan ook vrij vlot zodat ik het toch nog zag zitten om tot Bamako te proberen te geraken. Enkele kilometer over de grens kon ik gelukkig alweer benzine nemen. Deze keer niet uit bidons maar uit glazen literflessen. Toen ik wat verder het eerste echte benzinestation zag was moet ik echter iets te enthousiast ingedraaid zijn want uit een vervallen kot langs de weg kwam alweer een pakkeman met kepie gelopen, hard blazend op zijn fluitje en roepend dat ik een contreventie aan mijn broek kreeg wegens het verkeerd indraaien. Na wat afbieden kwam ik er dan toch vanaf met een boete ‘voor eigen zak’ van 5000CFA, omgerekend toch nog 50 euro. Die zijn dag kon dus ook weer niet meer stuk. Na het tanken de weg naar Bamako ingedraaid, die een péageweg is zoals zo goed als alle verharde wegen in Mali. Enkel motorrijders moeten niet betalen. Dus toch nog één kleine meevaller. Onderweg viel me wel op hoe totaal anders dit land wel is in vergelijking met Mauritanië. Huisjes en hutjes zijn er helemaal anders gebouwd en hoewel de armoede hier ook groot is, is alles toch veel properder. Ook was er meer groene vegetatie, natuurlijk mede gezien het regenseizoen nog niet zo lang beëindigd was. Onderweg stopte ik ook nog even in een dorpje om me tegoed te doen aan watermeloen, het eerste beetje eten in 2 dagen. En ik kan je verzekeren dat het smaakte, en dat voor maar zo’n 0,30 €. Tankstations blijken ook hier heel dun gezaaid te zijn maar je
kan op tijd wel enkele glazen flessen kopen aan de verschillende kraampjes langs de weg. Ook weeral een zorg minder en nu begon, na al de vorige kilometers, de echte vakantie voor mij. Bamako kon ik nog net voor het donker bereiken maar dank zij de verwarrende uitleg van de lokale bevolking en de wirwar van kleine straatjes in de voorstad, heb ik toch nog een uurtje moeten rondrijden om aan een hotel te geraken. Het eerste waar ik stopte was wel een 5*-hotel waar men aan de balie eerst zei wel plaats te hebben, maar nadat de receptionist mij wat beter had bekeken bleek het daar toch zogezegd volzet te zijn. Waarschijnlijk leek ik na die dagen in de Brousse iet te veel op een verwilderde Mauretaniër om daar te mogen verblijven. Ik werd dan ook vriendelijk doorverwezen naar een ander 3*-hotel iets verderop. Ook daar werd ik wel raar bekeken maar mocht toch inchecken indien ik op voorhand betaalde. Veel te duur voor zo’n hotel volgens mij, maar de goesting om verder te zoeken was er toch ook niet meer. In de kamer trof ik een kingsize bed aan wat me er aan herinnerde dat ik dringend mijn vriendin diende te verwittigen. Het hele 4-dagen durende avontuur in Mauritanië had ik nl. geen GSM-bereik en had ik dus niemand meer op de hoogte kunnen brengen van hoe het met mij gesteld was. Mijn beide GSM’s laten opladen en een loopjongen weggestuurd om een Malinese SIM-kaart en herlaadbeurt te kopen. De GSM bleek in Mali wel te werken met de Belgische kaart en aan het aantal gemiste oproepen (22 !!) bleek inderdaad wel dat er enige ongerustheid was. Toch een enigszins goed gevoel dat je gemist wordt. Dus na het opstarten met de Malinese kaart kon ik het thuisfront ook het slechte nieuws dat ik nog leefde en de erfenis niet doorging, melden. Daarna de langverwachte zalige douche. Ook de lederen vest en koffers werden in de douche gestoken om alle stof en zand af te spoelen en daarna was het tijd om eens een deftig stukje te gaan eten. Konijn in mosterdsaus, frieten, wijn en cola en daarna nog wat pintjes aan de bar in mijn kas geslagen. Een mooi einde van de dag vond ik zelf.
De volgende dag begon met een Malinees ontbijt; vlees van ongekende oorsprong en aardappelen. Vandaag verder geen gejaag meer maar puur genieten van een kalme rit naar Segou. Dit had ik nu wel verdiend; Mooie wegen, tussen het min of meer groene landschap, langs verschillende kleine dorpjes. Nu en dan eens stoppen voor wat watermeloen en om iets te drinken. Ook werd het hoog tijd om mijn dagenlange vieze baard af te laten scheren want ik begon, afgaande op de vele kinderen die om een ‘cadeau’ vroegen, iets te veel op Sinterklaas te lijken. Spijtig genoeg bleek de barbier van dienst niet echt over scheerzeep te beschikken en leek deze scheerbeurt meer op een epileerbeurt. Nu weet ik ook hoezeer vrouwen af moeten zien.
Na zo’n 250 km kwam ik dan aan in Segou. Ook hier weer veel kleine straatjes met inderhaast ineengetimmerde kraampjes waar je vlug verloren rijdt. Om dit wat te vermijden dan maar een politieagent aangesproken die me, ook al even verwarrend, op weg wees naar een hotel. Ditmaal gekozen voor hotel l’indépendence, openhouden door een Libanees koppel, waar me een heel eenvoudige maar propere kamer werd aangeboden en Bovendien bleek er ook nog een rustige binnenplaats en een zwembad te zijn dit voor maar 22000CFA (ongeveer 32 €). Een aanrader dus moest je ooit eens in de streek zijn. Na een verfrissende plons in dat zwembaddeke ging ik maar iets eten op de lokale markt. Kippebout met een saus van onbekende oorsprong en een soort van niet te vreten couscous en daarna nog wat gefrituurde vis. Dit alles zonder bestek en in kommen die de afwas maar van heel ver gezien hadden. Lekker dat wel, behalve die couscous dan, maar hopelijk breekt al dat eten op die lokale markten me het zuur niet op. Maar de charme van die markten kan ik toch niet echt weerstaan. Schrijnend was wel dat, toen ik klaar was met eten, 2 straatkinderen klaarstonden om direct met het kommetje met afgekloven beenderen te gaan lopen om er echt de laatste stukjes van af te knauwen. Op zo’n moment sta je toch wel even na te denken hoe goed wij
het toch wel hebben. Maar toch is er het besef dat je er natuurlijk niet te lang kan ij stilstaan, anders heb je echt niets aan zo’n reis. En ik ben nog altijd van oordeel dat, zelfs al is het maar met enkele aankopen op de lokale markt, je deze mensen ook wel enigszins helpt. Beter dan zomaar wat geld toestoppen aan iedereen die er om vraagt. Bier is op deze moslimmarkt nergens te vinden. Enkel een niet-alcoholische malt-brouwsel dat wat op guiness lijkt maar absoluut niet te drinken valt. Dus moest ik maar naar mijn hotel terug om daar mijn bloed van wat alcoholpromilles te voorzien.
Het zwembad deed de volgende ochtend dan ook dienst als goede katerverdrijver en de reis kon verder gezet worden richting Mopti via San. Nog steeds profiterend van de mooie weg, het mooie landschap en de vriendelijke mensen. Deze keer deed ik toch maar een iets langere broek aan want wegens te felle brandende zon sloegen mijn benen reeds goed rood uit. Beter had ik ook nog gekozen voor een T-shirt met lange mouwen want ook mijn armen werden des te verder ik reed, des te roder. De hoop om hier ergens aan zonnecrème te geraken had ik reeds opgegeven. Om de één of andere reden hebben deze mensen dit niet echt nodig. Het zal wel iets met hun kleurtje te maken hebben zeker. En steeds in de schaduw rijden was ook al niet echt een optie. De bedoeling was om ook even Djenné , de oudste Afrikaanse stad ten zuiden van de Sahara die vooral gekend is om zijn grote lemen moskee, te bezoeken. Deze stad bevindt op een eilandje in de Nigerdelta en hier dien je dus een veerboot te nemen. Het probleem was nu dat er blijkbaar een probleempje was met deze veerboot en ondanks de hevige drukte rond de aanlegplaats kon niemand mij zeggen hoe lang het zou duren eer dit opgelost zou zijn. Om het risico daar in het donker te moeten rijden te vermijden besloot ik dan maar terug te keren en verder richting Mopti te rijden. Daar checkte ik onmiddellijk in bij het via-via-café om er in alle rust te genieten van een douche, lekker eten, enkele grote flessen castelbier en een Afrikaans achtergrondmuziekje. Ik liet er mij zelfs een Afrikaans hemd aansmeren. Spijtig genoeg was dit niet met lange mouwen. Dit wou de verkoper eventueel wel op bestelling speciaal voor mij laten maken maar gezien de levertijd volgens hem pas ten vroegste de volgende avond zou zijn bedankte ik hem maar voor de moeite.
Dag 16 reeds. Nu moet ik eindelijk Burkina Faso eens gaan opzoeken. De eerste 150 km tot Bandiagara was opnieuw zeer goed geasfalteerd. Vanaf hier begon het land van het Dogon-volk, die hun eeuwenoude Afrikaanse tradities hebben behouden. Om hiervan ten volle te kunnen genieten besloot ik om een aardeweg in te gaan om Djombolo-Leye te bezoeken. Dit is een oud traditioneel Afrikaans dorpje waarvan men leeft van o.a. rijstvelden en arachideolie. Een jongen was zo vriendelijk om mij door het labyrint van nauwe steegjes van zijn dorp te begeleiden en wat uitleg te geven over hun dagelijks leven en langs de moskee en de kerk van zijn dorp te gaan. Want in Mali leven Moslims en Christenen gewoon met en door elkaar, zonder enige discussie. Zo kan het dus blijkbaar ook. Hoe verder we het dorp doorliepen, hoe meer kinderen we in ons kielzog kregen. Precies de rattenvanger van Hameln. Er werd ook nog getoond hoe de mannen weefsels maken, die dan later gekleurd werden door de vrouwen. Dit was voor mij meer de het bezoekje waard en met een klein cadeau onder de vorm van wat gebruikte kledij en wat schrijfgerei bedankte ik mijn toevallige gids en vertrok ik weer. De weg ging steeds hoger langs het klif van Bandiagara en was werkelijk het mooiste wat ik tot nu toe op deze reis had gezien. Prachtige uitzichten met afwisseld groen, mooie rotspartijen met riviertjes en watervalletjes. Nooit gedacht dat ik dit hier zo in Mali zou vinden. Eenmaal terug beneden in het dal was het voorzichtig laveren tussen de kuddes runderen van honderden dieren, waarvan de meeste nogal grote horens hadden. Helemaal gerust was ik er toch niet op want deze wil je echt niet kwaad krijgen. In Koro aangekomen dacht ik de geasfalteerde weg die ik in Bandiagara verlaten had terug te vinden. Niets was minder waar. De hele 50 km tot
aan de grens bleek niet verhard te zijn en hoe verder ik reed, des te slechter deze werd. Door de erg slechte staat ervan werd de achtervering nu compleet aan gort gereden en begon hierdoor dan ook nog eens het bagagerek te plooien. Ook de linkse uitlaatpijp was er terug uitgevallen. Maar de grens werd zonder ongelukken gehaald en de overgang verliep zelfs, niettegenstaande ik het Malinese douanedocument was verloren, heel vlot. Maar aan de Burkinese kant begon dan echt de hel. Een ongelofelijke slechte onverharde, stoffige weg van nog eens 60 km stond me te wachten tot in Ouahiyoua. Door de slappe vering kwam elke put aan als een slag onder de gordel en ook nu ging ik samen met de Japanner plat in het zand. Deze keer op de linkse zijde met als gevolg dat het stuur en de voorvork geplooid waren. Gelukkig viel de lichamelijke schade ook deze keer weer mee. De bijna genezen wonden van mijn vorige val werden weer eens extra in de rode verf gezet. Iets verder kon ik het zand wat uitspoelen bij een waterput, en dan met de moed der wanhoop verder om de laatste 40 km af te werken. Het feit dat het stuur scheef stond en bovendien ook nog de avond begon in te vallen maakte het er niet eenvoudiger op. Eenmaal in de stad aangekomen het eerste hotel, hotel de l’amitée, binnengevallen. De portier stuurde ik om een flesje isobetadine zodat ik alles wat kon ontsmetten. ’s Avonds nog wat op TV de finale van de Tour de Faso gevolgd, want door de verschillende dagen van oponthoud die ik reeds had en een misrekening van een dag was deze reeds geëindigd. De winnaar bleek een zekere Zidweiba Hamidou, een Burkinabees, te zijn. Daar zal nog veel over geschreven worden, al zullen we hem niet zo vlug op onze Vlaamse wielerklassiekers te zien krijgen.
Volgens de eigenaar van het hotel hadden enkele dagen geleden nog verschillende wielerploegen en zelfs enkele ministers in zijn hotel verbleven. Dit zal dan toch niet in mijn bed geweest zijn, want dit was nu echt wel het slechtste bed waar ik ooit heb ingeslapen en de kamer had ook nog airco die afgaande op het aantal decibel die deze maakte, elk moment de geest kon geven. ’s Morgens rond 6 uur schoot ik ook nog eens wakker door verschillende legertroepen die al schreeuwend voorbij kwamen gelopen en dit na 15 minuten nog eens herhaalden om er zeker van de zijn dat er niemand terug ingedommeld was. Na het aanschouwen van dit ochtendritueel en nadat ik het stuur wat rechtgetrokken had vertrok ik dan maar naar mijn einddoel, de hoofdstad Ouagadougou. Gelukkig hadden ze vanaf hier dan toch de weg reeds geasfalteerd en verliep dit een stuk vlotter. De verharde weg diende ook nu weer betaald te worden en dit maal ook door de motorfietsen. Het bedrag was echter zo belachelijk laag dat ik dit met plezier betaalde, zeker voor wegen die toch in een over het algemeen goede staat zijn. De kleine 200 km waren dan ook niets vergeleken met de reeds afgelegde afstand. Bij aankomst ging ik onmiddellijk op zoek naar het adres van de vertegenwoordigers van de organisatie die ik op voorhand per mail had gecontacteerd. Na wat omzwervingen en een telefoontje naar België kwam ik bij Noël en Manja aan. Zij zetten zich met hun project Pãn-bila (www.panbila.com), een onderdeel van de Belgische hulp- en ontwikkelingsorganisatie Tearfund (www.tearfund.be) , ondermeer in voor het welzijn van de straatkinderen in Ouagadougou. Ik kon bij hen even uitrusten en mocht bovendien ook nog gebruik maken van een verblijfplaats recht tegenover hun bureau in een buitenwijk van de hoofdstad waarvoor ik natuurlijk heel erg dankbaar ben. Voor de komende 2 nachten viel de zorg van mijn dagelijkse zoektocht naar een hotel al weg. De berm van de hoofdweg en enkele kleinere straatjes stonden vol met kraampjes en het was er elke avond heel druk. ’s Avonds was het dan ook geen enkel probleem om aan wat eten en drinken te geraken. Gewoon een bankje nemen, de vis of het vlees bestellen dat je wilt en dit wordt dan meteen op het vuur gegooid. Nog enkele litertjes bier erbij en meer moet dat eigenlijk niet zijn. Simpel en lekker.
Gezien ik nu eindelijk met wat vertraging mijn einddoel heb bereikt kan ik nog enkele dagen de toerist uithangen. Erg veel toeristische trekpleisters heeft Burkina Faso niet echt maar een ritje naar Tiebele, een dorpje dicht bij de Ghanese grens stond toch nog op mijn programma. De rit begon met eerst een uitweg te zoeken uit Ouagadougou wat me wegens enkele wegwerkzaamheden enkel bleek te lukken door de weg te vragen aan enkele andere chauffeurs. Één man met een oude witte VW golf II kwam ik 2x tegen en bij de laatste keer riep hij of ik zit had om iets te gaan drinken, waarop ik toch wel wat verbaasd en een beetje achterdochtig reageerde. Ik kende hier toch niemand, dus waarom zou deze dan iets willen gaan drinken. Bij het volgende kruispunt vertelde hij dat hij reeds verschillende keren in België had geweest en hij mijn Belgische nummerplaat had opgemerkt. Zelfs zijn Golfke had hij jaren geleden nog in Verviers gekocht en dan verscheept naar Burkina. Deze was ondertussen ook al omgebouwd van een benzine naar dieselmotor. Ik ging uiteindelijk dan toch maar in op zijn uitnodiging en we zochten een goed etablissement op en geraakten zo aan de praat over allerlei zaken. Ik wou echter toch nog naar Tiebele rijden en we spraken af om ’s avonds elkaar te contacteren. Hij betaalde de rekening en ik vertrok, nog steeds ietwat verbaasd over deze toevallige ontmoeting, terug op weg. De eerste 150 km waren een rechte mooie verharde weg en verliepen zelfs zo vlot dat ik plots aan de grensovergang met Ghana terechtkwam. Hier moest en mocht ik dus niet zijn. Beetje terugkeren en dan een aarden zijwegje ingedraaid tot in Tiebele. Ik vreesde eerst dat daar nogal wat toeristen zouden zijn, maar ik bleek daar de enige van dat soort. Beetje eigenaardig want een bezoek aan dit dorpje met traditioneel geschilderde huizen is zeker de moeite waard. Je dient er enkel een kleine inkomprijs te betalen en mijn interessante jonge gids vertelde me allerlei zaken over het dagelijkse leven aldaar en de betekenis van de beschilderingen en de vormen van de huizen. Ronde huizen voor alleenstaande mannen, vierkante huizen voor getrouwde koppels en samengestelde huizen voor alleenstaande vrouwen die er samen met hun grootouders woonden. Binnen in de huizen is alles wegens het ontbreken van ramen pikdonker. Na een vrijwillige donatie aan de gids en het aanschaffen van wat prularia kon ik aan mijn 180 km terugreis beginnen. Onderweg kon ik mij ontdoen van de laatste speelgoedjes die mijn oudste dochter had meegegeven voor ‘de armen mensen uit Afrika’. Qua bagage had ik al niet veel meer over. Bij mij terugkomst, laat op de avond sprak ik dan opnieuw af met Yacouba, de man die van de witte VW golf, om samen iets te gaan eten in ’t stad. Ik had daar ondertussen een mooi en rustig buitenrestaurant met live-muziek gevonden. Na het lekker dineren reed ik met de Yamaha GT van Yacouba, samen met hem achterop, terug naar mijn appartementje. 80/u zonder helmen door een stad waar verkeersregels er enkel zijn om niet na te leven. Man man man, precies een ritje op een rollercoaster, maar toch geraakten we goed en wel terug. Voor het slapengaan nog wat flesjes castelbier gekraakt. Ik begin het hier al goed gewoon te worden. De volgende dag ging ik dan ook maar wat graag in op de uitnodiging van Yacouba om bij hem thuis te gaan dineren en zo kennis te maken met zijn 4 kinderen en mooi vrouwke, die ons steeds bediende zodat ik niks te kort kwam. En aan de kast van een huis te zien had hij blijkbaar reeds goed geboerd met zijn firma met de welluidende naam ……. …;;.. . Daarna nog maar eens wat flessen castelbeer leeggemaakt in de local bar, of wat daar ook mocht voor doorgaan, om de hoek. Bij het besef dat het eigenlijk wel mijn laatste dag was in Ouagadougou besliste Yacouba om mij nog even met zijn oude VW golf op een grand tour de visite in ’t stad te trakteren. Zo kwamen we o.a. in Ouaga 2000, een prestigieus nieuwbouwstadsdeel vol met grote chique gebouwen, hotels, overheidsgebouwen en zelfs een enorme moskee en presidentieel paleis, maar dat nog zo goed als compleet leegstaat gezien de prijzen en de weinige interesse bij vele burkinezen. Geef mij dan maar de chaotische levendige drukte van de oude stad. Maar na al dit sightseeing was het toch al vlug hoog tijd om mijn bagage te
pakken en afscheid te nemen van Noel en Manja van Panbila en natuurlijk ook definitief afscheid te nemen van de Yamaha die me toch zo ver had gebracht. Hopelijk kunnen ze er nog iets mee doen, al is het maar voor verkoop om het geld voor hun project te gebruiken. Naast het feit ze reeds zo gastvrij waren geweest om me gratis te laten logeren in een appartement boden Manja en Noel ook nog eens aan om me ’s nachts naar de luchthaven te willen brengen. Gezien mijn zwarte vriend al voorgesteld had dit te willen doen bedankte ik hen hiervoor en, met toch wel wat spijt dat ik niet meer tijd had om hun project nog beter ter plaatse te leren kennen, nam ik afscheid. Daarna opnieuw tot de orde van de dag ; castelbeer in mijn stamkroegje langs de weg waar ik al eerder aanbeland was en ondertussen al wat mensen leerde kennen. Rond 01u ’s nachts kwam Yacouba mij dan ophalen en vertrok ik voor mijn laatste Burkinese reis richting luchthaven, waar ik na enkel uren bijslapen op een slecht bankje, het vliegtuig nam richting Casablanca. Want daar aangekomen wachtte mij een blij weerzien met mijn vriendin die tot ginder was afgereisd voor nog enkele dagen vakantie samen. Dit was weliswaar in barslecht weer, maar het bed in het hotel maakte gelukkig toch een mooi einde aan deze reis.